Betekenis van:
volk
volk (het ~)
Zelfstandig naamwoord
- de lagere sociale klassen
"hij is een man uit het volk"
Hyperoniemen
Hyponiemen
volk (het ~ | meervoud volkeren, volken)
Zelfstandig naamwoord
- de gemeenschap van bewoners van een land die afstamming, taal, zeden, overlevering gemeen hebben
"Gods uitverkoren volk"
"het Nederlandse volk staat bekend om zijn zuinigheid"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
volk
Zelfstandig naamwoord
- de inwoners van een land
"Het Franse volk steunt zijn president."
volk
Zelfstandig naamwoord
- een groep mensen die een aantal dingen gemeenschappelijk hebben, zoals afstamming, taal, gewoontes of overlevering
volk
Zelfstandig naamwoord
- de lagere klassen
volk
Zelfstandig naamwoord
- een aantal mensen
volk
Zelfstandig naamwoord
- een groep insecten die in hetzelfde nest wonen
Voorbeeldzinnen
- Wij zijn het volk.
- Religie is het opium van het volk.
- Het volk daar is niet zo dom.
- Eindelijk luistert de regering naar het volk.
- Religie is het opium van het volk.
- De Chinezen zijn een hardwerkend volk.
- De Amerikanen zijn een agressief volk.
- De Chinezen zijn een hardwerkend volk.
- Het volk had de buik vol van het geweld.
- De koning regeerde over zijn volk voor veertig jaar.
- Wij zijn allen één volk
- Om het volk te winnen
- Moge het volk kalm zijn
- Had het Romeinse volk maar één nek
- De senaat en het volk van Rome