Betekenis van:
voorbijganger
voorbijganger (de ~ | meervoud voorbijgangers)
Zelfstandig naamwoord
- iemand die voorbijkomt; iemand die voorbijgaat
"ze schoot een voorbijganger aan om de weg te vragen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Een onschuldige voorbijganger werd op klaarlichte dag doodgeschoten.