Betekenis van:
voorraad

voorraad (de ~ | meervoud voorraden)
Zelfstandig naamwoord
  • in reserve aanwezige hoeveelheid; voorraad
"zolang de voorraad strekt"
"uit voorraad leverbaar"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

voorraad
Zelfstandig naamwoord
  • wat voor later gebruik wordt opgeslagen
"Hij had genoeg voorraad om de winter door te komen."

Voorbeeldzinnen

  1. Totaale voorraad
  2. VOORRAAD VOOR:
  3. Voorraad voor:
  4. Uitvoerbaarheid bij voorraad
  5. Omvang van de voorraad
  6. Opslagruimte voor logistieke en medische voorraad.
  7. Strategische voorraad nieuwe bankbiljetten van het Eurosysteem
  8. Voorraad aan het einde van de maand
  9. Voorraad afgewerkte producten, werk in uitvoering
  10. Lidstaten die interventiesuiker in voorraad hebben
  11. In voorraad op 31 juli (in hl)
  12. Voorraad aan het einde van de maand
  13. Strategische voorraad geschikte bankbiljetten van het Eurosysteem
  14. Tabel 6 — Omvang van de voorraad
  15. Voorraad aan het einde van de maand