Betekenis van:
voorschot

voorschot (het ~ | meervoud voorschotten)
Zelfstandig naamwoord
  • geld dat voorgeschoten wordt
"een renteloos voorschot"
"iemand een voorschot geven"

Hyperoniemen

Hyponiemen

voorschot
Zelfstandig naamwoord
  • een vervroegde betaling op het loon
"Kun je me geen voorschot geven?"

Voorbeeldzinnen

  1. Voorschot
  2. Voorschot
  3. Uitgekeerd voorschot
  4. het maximum toegestane voorschot;
  5. Betaald voorschot (EUR)
  6. Voorschot op de steun
  7. het betaalde voorschot;
  8. Voorschot of gedeeltelijke betaling
  9. het type aanvraag (voorschot, saldobetaling);
  10. Tot subsidie-intensiteit teruggebracht voorschot
  11. Er kan hun een voorschot worden toegekend.
  12. Voorschot op de restitutie bij uitvoer
  13. 151106,80– t berekenen van het voorschot
  14. Verzoek om betaling van het tweede voorschot
  15. een voorschot ten belope van 50 % van de communautaire bijdrage.