Betekenis van:
voortdurend
voortdurend
Bijvoeglijk naamwoord
- onophoudelijk; voortdurend; doorlopend; aanhoudend; blijvend
"voortdurend regenen/weglopen/staren"
"een voortdurende bedreiging"
Synoniemen
voortdurend
Bijvoeglijk naamwoord
- langdurig en ononderbroken
"Er kwam een voortdurende informatiestroom binnen."
Voorbeeldzinnen
- Ik mis je voortdurend.
- Ik ben voortdurend aan het studeren.
- voortdurend
- Voortdurend?
- voortdurend/frequent
- Het wordt voortdurend getoetst.
- Dagelijks maar niet voortdurend?
- Dit besluit wordt voortdurend getoetst.
- voortdurend zorg en hulp van anderen nodig
- Het steunelement neemt derhalve voortdurend toe.
- Hij houdt crisissituaties voortdurend in het oog.
- Daartoe moet voortdurend worden geschud of geroerd.
- Hij houdt crisissituaties voortdurend in het oog.
- Dit gemeenschappelijk standpunt wordt voortdurend geëvalueerd.
- Voorts is de invoer in de beoordelingsperiode voortdurend gestegen.