Betekenis van:
voorwiel

voorwiel (het ~ | meervoud voorwielen)
Zelfstandig naamwoord
  • voorste wiel v.e. voertuig

Hyperoniemen

voorwiel
Zelfstandig naamwoord
  • geld; gulden; gulden; gulden, geld; gulden; (informeel) gulden; munteenheid

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Aandrijving: voorwiel/achterwiel (2): …
  2. Voorwiel-/achterwiel-/vierwielaandrijving (2)
  3. (Aangepaste) handbediende rem (voorwiel)
  4. Het zichtveld wordt voldoende geacht wanneer de bestuurder voor zover mogelijk een gedeelte van elk voorwiel kan zien en wanneer aan onderstaande eisen wordt voldaan:
  5. Eerste versnelling (N/V, d.w.z. motortoerental gedeeld door snelheid van het voertuig): Tweede versnelling N/V: Derde versnelling N/V: Vierde versnelling N/V: Vijfde versnelling N/V: Eindverhouding: Bandenmaat (van … tot …): Rolomtrek van de voor de test van type I gebruikte banden: Voorwiel-/achterwiel-/vierwielaandrijving (2):
  6. In het geval waarbij een op een hellend parkeerplatform geplaatst voertuig op de middenstandaard en slechts één wiel steunt en met de middenstandaard in deze stand kan worden gehouden terwijl hetzij het voorwiel, hetzij het achterwiel in contact met het steunvlak is, en voor zover het voertuig aan de overige voorschriften van dit punt voldoet, behoeven de hiervóór beschreven proeven slechts te worden uitgevoerd met het voertuig dat rust op de middenstandaard en het achterwiel.