Betekenis van:
voorzien
voorzien
Bijvoeglijk naamwoord
- hebbend
"een goed voorziene keuken"
"voorzien van airconditioning"
voorzien
Werkwoord
- zorgen voor
"in [je levensonderhoud] voorzien"
"daar voorzien de regels niet in"
Hyperoniemen
voorzien
Werkwoord
- een profetische blik hebben
"Hij voorzag dat dit tot ongelukken zou leiden."
voorzien
Werkwoord
- ~ van: voorzorgen treffen
"U bent voorzien van alle nodige spullen."
Voorbeeldzinnen
- Koeien voorzien ons van goede melk.
- Het FBI heeft de kamer van de misdadiger in het geheim van afluisterapparatuur voorzien.
- De aarde kan voorzien in onze behoeften, maar niet in onze hebzucht.
- voorzien in voorschotten;
- voorzien in passende personeelsopleiding;
- voorzien van hulpstukken (fittings)
- voorzien in vervolginvesteringen;
- Woning voorzien van airconditioning
- het is voorzien van:
- voorzien van een steel,
- voorzien van verbindingsstukken
- voorzien in vervolginvesteringen;
- Woning voorzien van verwarming
- Hogedrukvloeistof-chromatograaf, voorzien van:
- voorzien van een verwarmingsinrichting