Betekenis van:
voorzitter
voorzitter (de ~ | meervoud voorzitters)
Zelfstandig naamwoord
- leider v.e. vergadering
"meneer/mevrouw de voorzitter"
Hyperoniemen
Hyponiemen
voorzitter (de ~ | meervoud voorzitters)
Zelfstandig naamwoord
- leider van een verenigingsbestuur, van een politieke partij
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
voorzitter
Zelfstandig naamwoord
- hoofd van een bestuur, leider van een vergadering
Voorbeeldzinnen
- Hij werd verkozen tot voorzitter.
- Hij is de voorzitter van de bank.
- Ze wendde zich tot de voorzitter.
- Richt u alstublieft tot de voorzitter!
- Voorzitter
- Voorzitter
- voorzitter
- De voorzitter
- De voorzitter
- De voorzitter
- de voorzitter,
- De voorzitter
- De voorzitter
- De voorzitter
- als voorzitter: