Betekenis van:
vreemd
vreemd
Bijvoeglijk naamwoord
- niet bekend
"ergens vreemd zijn"
"dat heeft hij van niemand vreemd"
Synoniemen
vreemd
Bijvoeglijk naamwoord
- niet bekend
"Het is mij vreemd."
vreemd
Bijvoeglijk naamwoord
- niet tot de eigen kring behorend
"een vreemde taal"
Synoniemen
vreemd
Bijvoeglijk naamwoord
- afwijkend van het normale, het verwachte
"een vreemde gewoonte"
"ergens vreemd van opkijken"
Synoniemen
vreemd
Bijvoeglijk naamwoord
- van buiten, niet van hier
vreemd
Bijvoeglijk naamwoord
- gek, onwerkelijk; een vreemd gevoel
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Majoeko heeft vreemd gedroomd.
- Dat is vreemd.
- Het leven is vreemd.
- Majoeko heeft vreemd gedroomd.
- Majoeko heeft vreemd gedroomd.
- Vreemd genoeg faalde hij.
- Het ziet er vreemd uit.
- Vreemd dat niemand ons kent.
- Zijn verhaal is vreemd, maar geloofwaardig.
- Er werd onlangs een vreemd zeedier gevonden.
- Ik vond het vreemd dat hij niet was komen opdagen.
- Vind je het niet vreemd dat hij er niet is?
- Het horloge dat je me gaf gedraagt zich vreemd.
- Hij hoorde een vreemd geluid, dus hij sprong uit bed.
- Niets menselijks is mij vreemd