Betekenis van:
vreemde

vreemde
Zelfstandig naamwoord
  • (het) vreemde (land) in datief
"In den vreemde. - in het buitenland."
vreemde
Zelfstandig naamwoord
  • iemand die niet bekend is
"Er zat een vreemde op zijn plek."
vreemde
Zelfstandig naamwoord
  • iets dat verbazing opwekt
"Het vreemde is dat hij daar nooit iets van gezegd heeft."
vreemde (de ~ | meervoud vreemden)
Zelfstandig naamwoord
  • persoon die men niet kent of die niemand kent
"in den vreemde"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Hij heeft vreemde ideeën.
  2. Ik hou van vreemde talen.
  3. Ze had een vreemde droom.
  4. Een vreemde taal leren is moeilijk.
  5. Een vreemde taal leren is makkelijk.
  6. Het is een heel vreemde brief.
  7. Over vreemde talen gesproken, spreek jij Frans?
  8. Ik vind vreemde talen erg interessant.
  9. Over vreemde talen gesproken, spreek je Frans?
  10. Soms kan hij een vreemde jongen zijn.
  11. Hij had vannacht een vreemde droom.
  12. Dit is een heel vreemde brief.
  13. Het is leuk om een vreemde taal te leren.
  14. Het is leuk om een vreemde taal te leren.
  15. Heb je 'm? Je moet een vreemde taal leren.