Betekenis van:
vriendin

vriendin (de ~ | meervoud vriendinnen)
Zelfstandig naamwoord
  • iemand met wie je vaak en graag omgaat; (reis)genoot; vriend; makker; goede vriend; kameraad; maat; iemand met wie je vaak en graag omgaat; makker
"zij zijn al jarenlang vriendinnen"
"dikke vriendinnen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

vriendin (de ~ | meervoud vriendinnen)
Zelfstandig naamwoord
  • geliefde; geliefde; geliefde; geliefde
"hij heeft sinds kort een vriendin"
"een vaste vriendin"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

vriendin
Zelfstandig naamwoord
  • de vrouwelijke persoon waarmee je verkering hebt

Voorbeeldzinnen

  1. Zijn vriendin is Japans.
  2. Ze is mijn vriendin.
  3. Heeft Tom een vriendin?
  4. Toms nieuwe vriendin is vegetarisch.
  5. Mijn ouders kennen mijn vriendin.
  6. Ik mag je vriendin niet.
  7. Mijn vriendin is erg jaloers.
  8. Isabela was mijn eerste vriendin.
  9. Ik begin mijn vriendin te missen.
  10. Jim is smoorverliefd op zijn vriendin.
  11. Ik ben gelukkig met mijn vriendin.
  12. Tom's nieuwe vriendin is best aantrekkelijk.
  13. Mijn vriendin houdt er ook van om te drinken.
  14. Mike heeft een vriendin die in Chicago woont.
  15. Ik vind de clitoris niet bij mijn vriendin.