Betekenis van:
vriendin
vriendin (de ~ | meervoud vriendinnen)
Zelfstandig naamwoord
- iemand met wie je vaak en graag omgaat; (reis)genoot; vriend; makker; goede vriend; kameraad; maat; iemand met wie je vaak en graag omgaat; makker
"zij zijn al jarenlang vriendinnen"
"dikke vriendinnen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
vriendin
Zelfstandig naamwoord
- de vrouwelijke persoon waarmee je verkering hebt
Voorbeeldzinnen
- Zijn vriendin is Japans.
- Ze is mijn vriendin.
- Heeft Tom een vriendin?
- Toms nieuwe vriendin is vegetarisch.
- Mijn ouders kennen mijn vriendin.
- Ik mag je vriendin niet.
- Mijn vriendin is erg jaloers.
- Isabela was mijn eerste vriendin.
- Ik begin mijn vriendin te missen.
- Jim is smoorverliefd op zijn vriendin.
- Ik ben gelukkig met mijn vriendin.
- Tom's nieuwe vriendin is best aantrekkelijk.
- Mijn vriendin houdt er ook van om te drinken.
- Mike heeft een vriendin die in Chicago woont.
- Ik vind de clitoris niet bij mijn vriendin.