Betekenis van:
vrijgezel

vrijgezel (de ~ | meervoud vrijgezellen)
Zelfstandig naamwoord
  • ongehuwde man of vrouw

Synoniemen

Hyperoniemen

vrijgezel
Zelfstandig naamwoord
  • een ongehuwde man of vrouw
vrijgezel
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet getrouwd

Synoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Ze bleef heel haar leven vrijgezel.