Betekenis van:
vuiligheid
vuiligheid (de ~ | meervoud vuiligheden)
Zelfstandig naamwoord
- gemene uiting
"Zulke vuiligheden wil ik hier niet meer horen!"
"De dominee zag dat het bovenste tijdschriftenrek was gevuld met vuiligheid."
Hyperoniemen
vuiligheid
Zelfstandig naamwoord
- dat wat vuil is
"Wat een vuiligheid was er in dat huis!"
vuiligheid
Zelfstandig naamwoord
- poep.
"Kun jij die vuiligheid even verwijderen?"
vuiligheid
Zelfstandig naamwoord
- een vuile, gemene uiting
"Waarom zegt die man zoveel vuiligheden over mensen?"
vuiligheid (de ~ | meervoud vuiligheden)
Zelfstandig naamwoord
- stoffen die via de darmen door mens of dier uitgescheiden worden
Synoniemen
- uitwerpselen
- afgang
- ba
- derrie
- drek
- excrement
- excrementen
- fecaliën
- feces
- kak
- poep
- schijt
- stront
- uitwerpsel
- beer
- ontlasting
- faecaliën
- faeces