Betekenis van:
vuist
vuist (de ~ | meervoud vuisten)
Zelfstandig naamwoord
- dichtgeknepen hand
"de vuisten ballen"
"op de vuist gaan"
Hyperoniemen
Hyponiemen
vuist
Zelfstandig naamwoord
- gebalde hand
"Hij gaf hem een klap met zijn vuist."
vuist
Zelfstandig naamwoord
- en zware hamer met een korte steel
"Met een koudbeitel en vuist werd de vastgeroeste moer er grofweg afgeslagen."
Voorbeeldzinnen
- Met gebalde vuist kan je iemands hand niet schudden.