Betekenis van:
waanzinnig
waanzinnig
Bijvoeglijk naamwoord
- geestelijk gestoord
"De echtgenote van Filips de Schone werd waanzinnig na de dood van haar man in 1506 en overleefde hem tot 1555."
waanzinnig
Bijvoeglijk naamwoord
- geweldig, indrukwekkend
"Dat zijn waanzinnige schoenen."
waanzinnig
Bijvoeglijk naamwoord
- heel erg, zeer
"Hij is waanzinnig lui."
waanzinnig
Bijvoeglijk naamwoord
- zodanig gestoord in zijn geestelijke vermogens, dat men niet in staat is zichzelf te leiden of de rechten van anderen te eerbiedigen
"waanzinnig populair"
Synoniemen
Hyperoniemen
waanzinnig
Bijvoeglijk naamwoord
- in hoge mate
Synoniemen
- zeer
- allemachtig
- beestachtig
- bijzonder
- bliksems
- bloedig
- bovenmate
- buitengewoon
- buitenmate
- buitensporig
- crimineel
- deerlijk
- deksels
- donders
- drommels
- eindeloos
- enorm
- erbarmelijk
- fantastisch
- formidabel
- geweldig
- goddeloos
- godsjammerlijk
- grenzeloos
- grotelijks
- heel
- ijselijk
- ijzig
- intens
- krankzinnig
- machtig
- mirakels
- monsterachtig
- moorddadig
- oneindig
- onnoemelijk
- ontiegelijk
- ontstellend
- ontzaglijk
- ontzettend
- onuitsprekelijk
- onvoorstelbaar
- onwezenlijk
- onwijs
- overweldigend
- peilloos
- reusachtig
- reuze
- schrikkelijk
- sterk
- uiterst
- verdomd
- verdraaid
- verduiveld
- verduveld
- verrekt
- verrot
- verschrikkelijk
- vervloekt
- vreselijk
- zeldzaam
- zwaar
- verbluffend
- ongeloofwaardig
- onwaarschijnlijk
waanzinnig
Bijwoord
- heel erg, zeer
"Hij is waanzinnig lui."
Voorbeeldzinnen
- Jouw moeder spreekt zes talen -- dat is waanzinnig.
- Dat is waanzinnig! Jouw moeder spreekt zes talen?