Betekenis van:
wantrouwen

wantrouwen (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • afwezigheid van vertrouwen
"wantrouwen koesteren"
"het wantrouwen jegens iemand/iets"

Synoniemen

Hyperoniemen

wantrouwen
Werkwoord
  • niet vertrouwen
"Wantrouw e-mails met bijlagen van onbekende afzenders."

Voorbeeldzinnen

  1. Het wantrouwen ten aanzien van de gevolgen van de olieramp gold evenzeer voor producten van het moederland als voor die uit de overzeese departementen.
  2. Anderzijds geven zij blijk van een duidelijk wantrouwen tegenover bepaalde gebruiksdoeleinden van de wetenschap en mogelijke interferenties van gevestigde belangen in de besluitvormingsprocedures.
  3. Het land voegt bij deze opmerkingen nog een aantal artikels en documenten die getuigen van de mediatisering rond deze gebeurtenis en van het klimaat van wantrouwen dat ten grondslag ligt aan de terughoudendheid van de consument ten aanzien van visserijproducten.
  4. Twijfelachtige N&N-onderzoekspraktijken (niet beperkt tot plagiaat, vervalsing en verzinning van gegevens) moeten worden bestreden aangezien zij risico’s voor gezondheid, veiligheid en milieu met zich mee kunnen brengen, publiek wantrouwen kunnen wekken en de verspreiding van onderzoeksvoordelen kunnen vertragen.
  5. dat de betrokken sector, gelet op deze uitzonderlijke situatie van marktverlies als gevolg van het wantrouwen van de consument, ook het vertrouwen verloor van de banksector in zijn capaciteit tot het aangaan van schuld voor de financiering van de campagnes, en behoefte had aan steun van de overheid om de noodzakelijke financiering te verkrijgen.