Betekenis van:
warm
warm
Bijvoeglijk naamwoord
- van kleuren
"een warme tint"
"rood en paars zijn warme kleuren"
warm
Bijvoeglijk naamwoord
- niet koud
"warm water/weer"
"een warm(e) dag/zomer/land/kamer"
warm
Bijvoeglijk naamwoord
- een hoge temperatuur hebbend
"Dit is een warme kachel."
warm
Bijvoeglijk naamwoord
- de warmte van het lichaam vasthoudend
"Vandaag dragen we warme kleding."
warm
Bijvoeglijk naamwoord
- enthousiast zijn/worden
"Ik begin er al helemaal warm voor te lopen!"
warm
Bijvoeglijk naamwoord
- waarbij warmte nodig is
"Haal even brood bij de warme bakker."
warm
Bijvoeglijk naamwoord
- prettig overkomend
"Dat schilderij bestond uit allerlei soorten warme kleuren."
warm
Bijvoeglijk naamwoord
- vriendelijk; mild; hartelijk; vrijgevig
"een warm applaus/onthaal/pleidooi"
"warme belangstelling"
Synoniemen
Hyperoniemen
warm
Bijvoeglijk naamwoord
- INTERJECTIE
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- De kamer was warm.
- De thee is warm.
- Het was warm gisternacht.
- Wat is het warm vandaag!
- Het was zonnig en warm.
- Het is erg warm vandaag.
- Het is vandaag vreselijk warm.
- Vandaag is zo warm als gisteren.
- Het is te warm voor mij.
- Het is warm genoeg om te zwemmen.
- Eet nu het nog warm is, alsjeblieft.
- Het is vandaag erg warm, toch?
- Het is te warm om te werken.
- Het lijkt buiten warm te zijn.
- Mijn hand is in warm water.