Betekenis van:
wassen

wassen
Werkwoord
  • de was doen
"In Nederland wassen de meeste huishoudens op maandag."

Hyperoniemen

Hyponiemen

wassen
Werkwoord
  • groter worden, groeien van planten; (van gewassen) tot wasdom komen
"het wassende water"
"de wassende maan"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

wassen
Werkwoord
  • een kleur met water van donker naar licht laten overgaan
"Ik was mijn kleren zwart met speciale verf."

Hyperoniemen

Hyponiemen

wassen
Werkwoord
  • met water al wrijvende schoonmaken
"je handen wassen"
"iemand de oren wassen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

wassen
Werkwoord
  • (van levende wezens en hun organen) in grootte toenemen
"uit de kluiten gewassen zijn"
"Wassende kinderen zijn handenbinders."

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

wassen
Werkwoord
  • iets met water of een andere vloeistof zuiveren
"Het afgefilterde neerslag werd met alcohol gewassen."
wassen
Werkwoord
  • ''zich ~''; zichzelf met water schoonmaken
"Hij waste zich met zeep."
wassen
Werkwoord
  • (aan)groeien, stijgen, voornamelijk i.v.m. de maan of een waterloop
"De rivier wies door de plotselinge regenval."
wassen
Werkwoord
  • van een laag (bijen)was voorzien
"Voor hij de piste opging zorgde hij ervoor dat zijn ski's gewast werden."
wassen
Werkwoord
  • door heen en weer bewegen in een vloeistof reinigen
"Spijkerbroeken worden eerste gewassen voor ze de winkel in gaan."

Synoniemen

Hyperoniemen

wassen
Bijvoeglijk naamwoord
  • van was
"wassen beelden"
"(het is maar) een wassen neus"
was (de ~ | meervoud wassen)
Zelfstandig naamwoord
  • het doen v.e. was
"twee/drie wassen in de week doen/draaien"
"een kind kan de was doen"

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Knippen, wassen en drogen alstublieft.
  2. Ik ga mijn auto wassen.
  3. Knippen, wassen en drogen alstublieft.
  4. Kleren wassen is mijn taak.
  5. Je moet je handen wassen.
  6. Ze wou de vuile kleren wassen.
  7. Ik moet een boel wassen in het weekend.
  8. De man die de auto aan het wassen is, is meneer Jones.
  9. Ik betaalde mijn zoon vijf dollar om mijn auto te wassen.
  10. De jongen die de auto aan het wassen is is mijn broer.
  11. Op het labeltje aan mijn sjaal staat: "Binnenstebuiten wassen en strijken." Ik vraag me af hoe ik dat moet doen.
  12. Wassen en polijsten
  13. wassen, candelilla-, synthetisch
  14. wassen, carnauba-, synthetisch
  15. wassen, japan-, synthetisch