Betekenis van:
waterhoogte

waterhoogte (de ~ | meervoud waterhoogten, waterhoogtes)
Zelfstandig naamwoord
  • hoogte v.d. waterspiegel; hoogte v.d. waterspiegel; hoogte v.d. waterspiegel
"mededelingen over de waterhoogtes voor de binnenscheepvaart"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. en hw de waterhoogte.
  2. De waterhoogte moet tussen 0,5 en 1,5 mm bedragen.
  3. Zulke schotten moeten tenminste 4 m hoog zijn, tenzij de waterhoogte minder dan 0,5 meter bedraagt. In die gevallen kan de hoogte van het schot als volgt berekend worden:
  4. De sproeier(s) moet(en) worden aangebracht op een hoogte van 25 mm, of hoger indien nodig om obstakels op het wegdek te vermijden, maar niet hoger dan 100 mm. De waterafgifte moet zodanig zijn dat een waterhoogte van 0,5 tot 1,5 mm wordt bereikt en moet gedurende de test constant blijven, met een maximale afwijking van ± 10 %.
  5. De hoogte van dwars- en langschotten die in aanmerking komen om op doelmatige wijzen het aangenomen verzamelde zeewater in de betreffende afdeling van het beschadigde ro-ro-dek in te sluiten moet ten minste 4 m bedragen, tenzij de waterhoogte minder dan 0,5 m. bedraagt. In deze gevallen mag de hoogte van het schot op onderstaande wijze worden berekend:
  6. Er dient ook rekening te worden gehouden met de krachten die aan weerszijden op de deuren kunnen komen te staan, wanneer water door de opening stroomt en een statische druk uitoefent die gelijk staat met een waterhoogte van ten minste 1 m boven de drempel op de hartlijn van de deur.