Betekenis van:
wee

wee
Bijvoeglijk naamwoord
  • misselijk (makend); misselijk
"een weeë lucht/smaak"
"wee zijn van de honger"

Synoniemen

wee
Bijvoeglijk naamwoord
  • onaangenaam misselijk makend.
"Er ging een weeë geur in het gebouw."
wee
Bijvoeglijk naamwoord
  • kondigt rampspoed aan.
"Wee je gebeente als je dat durft!"
wee
Bijvoeglijk naamwoord
  • onaangenaam misselijk makend.
"Er ging een weeë geur in het gebouw."
wee
Bijvoeglijk naamwoord
  • kondigt rampspoed aan.
"Wee je gebeente als je dat durft!"
wee (de/het ~ | meervoud weeën)
Zelfstandig naamwoord
  • samentrekking van de baarmoederwand voor en tijdens de bevalling
"lichte weeën"
"zware weeën"

Synoniemen

Hyperoniemen

wee
Zelfstandig naamwoord
  • pijnlijke samentrekking die het barensproces inleidt.
"De weeën zijn al begonnen."
wee
Zelfstandig naamwoord
  • jammerklacht.
"Dat ging met veel ach en wee gepaard."
wee
Zelfstandig naamwoord
  • pijnlijke samentrekking die het barensproces inleidt.
"De weeën zijn al begonnen."
wee
Zelfstandig naamwoord
  • jammerklacht.
"Dat ging met veel ach en wee gepaard."
wee
Zelfstandig naamwoord
  • gevoel van droefheid

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

wee
Tussenwerpsel
  • kondigt rampspoed aan.
"Wee je gebeente als je dat durft!"
wee
Tussenwerpsel
  • kondigt rampspoed aan.
"Wee je gebeente als je dat durft!"

Voorbeeldzinnen

  1. Wee de overwonnenen