Betekenis van:
weefsel
weefsel (het ~ | meervoud weefsels, weefselen)
Zelfstandig naamwoord
- samenhangend geheel van gelijksoortige cellen waaruit de delen van het organisme zijn samengesteld
"aangetast weefsel"
"(een stukje) weefsel wegnemen"
Synoniemen
Hyperoniemen
weefsel (het ~ | meervoud weefsels, weefselen)
Zelfstandig naamwoord
- stuk geweven stof
"grove/fijne weefsels"
"katoenen/linnen weefsels"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
weefsel
Zelfstandig naamwoord
- een dunne geweven stof of textiel
weefsel
Zelfstandig naamwoord
- een groep van gelijkaardige lichaamscellen die dezelfde functie in een levend organisme vervullen
Voorbeeldzinnen
- Weefsel
- Textiel (vezels en weefsel)
- het hoornachtige weefsel,
- Luchtbedden van weefsel
- Selectiecriteria voor weefsel- en celdonors
- met een overtrek van weefsel van textielstoffen
- Weefsel het geanalyseerde deel van het product.
- Necrotisch weefsel heeft vaak een heldergele rand.
- stukjes weefsel van 5 mm3, soms ingevroren
- CPA 13.20.44: Weefsel met gaasbinding, ander dan lint
- minuscule stukjes weefsel op een wattenprop in een buisje
- Weefsels en artikelen van weefsel, voor technisch gebruik
- Weefsel met gaasbinding, ander dan bedoeld bij post 5806
- Met deze 10 g weefsel wordt een massa van 10 g aangrenzend weefsel met vrijwel homogene elektrische eigenschappen bedoeld.
- Mensenhandel om organen of menselijk weefsel weg te nemen