Betekenis van:
weekdier

weekdier (het ~ | meervoud weekdieren)
Zelfstandig naamwoord
  • alle ongewervelde diersoorten
"weekdieren en schaaldieren"

Synoniemen

Hyperoniemen

weekdier
Zelfstandig naamwoord
  • soort dier zonder innerlijk skelet

Voorbeeldzinnen

  1. soort weekdier en de hoeveelheid,
  2. „St.-Andreaskruis”: een grijper die met een schaarbeweging het tweekleppige weekdier Pinna nobilis of rood koraal van de zeebodem opvist;