Betekenis van:
weggaan

weggaan
Werkwoord
  • zich ergens vandaan begeven
"We moeten nu echt weggaan, anders komen we niet meer op tijd."
weggaan
Werkwoord
  • uitgaan, feesten
"Wilde jij vanavond nog weggaan?"
weggaan
Werkwoord
  • uit een relatie stappen
"De vriendin van de buurman is gisteren bij hem weggegaan."
weggaan
Werkwoord
  • door vertrek of verwijdering onzichtbaar worden
"weggaan bij [een firma]"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Laten we weggaan.
  2. Ik wil weggaan.
  3. Laten we weggaan.
  4. Waarom wil je vandaag weggaan?
  5. U kunt maar beter weggaan.
  6. Ik zag Andrea van huis weggaan.
  7. Je kan beter niet weggaan, nadat het donker geworden is.
  8. Ik kan niet weggaan, en dat wil ik ook niet.
  9. Ge moogt weggaan, op voorwaarde dat ge tegen vijf uur terug zijt.