Betekenis van:
wens

wens
Zelfstandig naamwoord
  • verlangen, iets waar men naar uitziet
"Het is mijn wens om rijk te worden."
wens (de ~ | meervoud wensen)
Zelfstandig naamwoord
  • iets dat gewenst wordt
"een vurige wens"
"een vrome wens"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Zijn wens werd uiteindelijk vervuld.
  2. Ik heb maar een wens.
  3. Ik wens haar een goede nacht.
  4. Deze dag werd mijn liefste wens vervuld.
  5. Ik wens u een goede reis.
  6. Ik wens dat ge de kamer vlug in orde brengt.
  7. De wens is de vader van de gedachte.
  8. Ik wens u veel geluk op het examen.
  9. "Wat is je wens?" vroeg het witte konijntje.
  10. De wens is de vader van de gedachte.
  11. Mijn wens is om deze berg te bedwingen.
  12. Ik wens je het beste!
  13. Mijn wens" of "mijn stem
  14. Wens je meer info over onze activiteiten? Abonneer je hier op de nieuwsbrief.
  15. Zo beveel ik, zo wens ik het en laat mijn wil u tot reden zijn