Betekenis van:
werk
werk (het ~)
Zelfstandig naamwoord
- het werken, het verrichten van een taak
"aangenomen werk"
"lang werk hebben"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
werk (het ~ | meervoud werken)
Zelfstandig naamwoord
- mechanisme, bewegend deel van een toestel
"het werk van een horloge"
Synoniemen
Hyperoniemen
werk
Zelfstandig naamwoord
- dat wat gedaan moet worden, klus, arbeid
"Het werk dat moest gebeuren, is voltooid."
werk
Zelfstandig naamwoord
- beroep
"Het werk van Hans is buschauffeur."
werk
Zelfstandig naamwoord
- de plek waar men werkt, werkplek
"Hans kwam vandaag te laat aan op het werk."
werk
Zelfstandig naamwoord
- dat wat gemaakt is, kunstwerk
"Het werk van Magritte zal op de veiling verkocht worden."
werk
Zelfstandig naamwoord
- de werken van een schrijver; al het werk v.e. kunstenaar; kunstwerk
"leven en werk van Shakespeare"
Synoniemen
Hyperoniemen
werk
Zelfstandig naamwoord
- wat gedaan moet worden
Hyperoniemen
Hyponiemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Werk langzaam.
- Mijn werk is gedaan.
- Ik werk voor jullie.
- Ik werk in Milaan.
- Hij zoekt werk.
- Het werk kan wachten.
- Werk je op zondag?
- Ik werk hier.
- Ik werk op de ambassade.
- Ik werk evenveel als jij.
- Ik werk niet op zondag.
- Ik heb het werk afgemaakt.
- Momenteel werk ik in Tokio.
- Ik werk in een ziekenhuis.
- Ik werk bij een bank.