Betekenis van:
werk

werk (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • het werken, het verrichten van een taak
"aangenomen werk"
"lang werk hebben"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

werk (het ~ | meervoud werken)
Zelfstandig naamwoord
  • mechanisme, bewegend deel van een toestel
"het werk van een horloge"

Synoniemen

Hyperoniemen

werk
Zelfstandig naamwoord
  • dat wat gedaan moet worden, klus, arbeid
"Het werk dat moest gebeuren, is voltooid."
werk
Zelfstandig naamwoord
  • beroep
"Het werk van Hans is buschauffeur."
werk
Zelfstandig naamwoord
  • de plek waar men werkt, werkplek
"Hans kwam vandaag te laat aan op het werk."
werk
Zelfstandig naamwoord
  • dat wat gemaakt is, kunstwerk
"Het werk van Magritte zal op de veiling verkocht worden."
werk
Zelfstandig naamwoord
  • de werken van een schrijver; al het werk v.e. kunstenaar; kunstwerk
"leven en werk van Shakespeare"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Werk langzaam.
  2. Mijn werk is gedaan.
  3. Ik werk voor jullie.
  4. Ik werk in Milaan.
  5. Hij zoekt werk.
  6. Het werk kan wachten.
  7. Werk je op zondag?
  8. Ik werk hier.
  9. Ik werk op de ambassade.
  10. Ik werk evenveel als jij.
  11. Ik werk niet op zondag.
  12. Ik heb het werk afgemaakt.
  13. Momenteel werk ik in Tokio.
  14. Ik werk in een ziekenhuis.
  15. Ik werk bij een bank.