Betekenis van:
werken
werken
Werkwoord
- effect hebben
"de pillen/medicijnen werken goed/slecht"
"op je zenuwen werken"
Hyperoniemen
Hyponiemen
werken
Werkwoord
- een taak, beroep of bedrijf uitoefenen als bron van inkomsten
"hele/halve dagen werken"
"freelance werken"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
werken
Werkwoord
- uitvoeren, doen; handeling verrichten; een taak verrichten
"werken aan [je schoolopdrachten]"
"hard werken"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
werken
Werkwoord
- arbeid verrichten, lichte vorm van zwoegen
werken
Werkwoord
- functioneren, draaien: ''die machine werkt niet''
werken
Werkwoord
- een gunstig gevolg hebben: ''die oplossing kan nooit werken''
werken
Werkwoord
- iets groots tot stand brengen
werk (het ~ | meervoud werken)
Zelfstandig naamwoord
- mechanisme, bewegend deel van een toestel
"het werk van een horloge"
Synoniemen
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Een mens moet werken.
- Het plan zal werken.
- Veel studenten werken deeltijds.
- Het zal niet werken.
- Mensen moeten werken.
- Letterlijke vertalingen werken niet.
- Dat zal niet werken.
- Laat ons werken.
- Tom weigert te werken.
- Mannen moeten werken.
- Hoeveel mensen werken hier?
- Ga door met werken!
- Vandaag moet ge niet werken.
- Ge moet alleen hard werken.
- Ik moest op zondag werken.