Betekenis van:
wiek

wiek
Zelfstandig naamwoord
  • een vleugel van een windmolen
"De wieken van de molen kwamen in beweging."
wiek (de ~ | meervoud wieken)
Zelfstandig naamwoord
  • elk van de lichaamsdelen waarmee vogels, insekten en vleermuizen kunnen vliegen
"de vogels gingen op de wieken"
"in je wiek geschoten zijn"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

wiek
Zelfstandig naamwoord
  • een pit van een lamp

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Het product moet worden gebruikt samen met een soortgelijke schijf met een dikte van circa 2,5 cm om een wiek met de drager van de wiek in de gondel van een zogenaamde „windturbine” te verbinden (een windmolen voorzien van een generator).