Betekenis van:
wil
wil
Zelfstandig naamwoord
- de bereidheid of zin om iets te doen
"De wil was er niet om de straat aan te vegen."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Ik wil deze.
- Ik wil skischoenen kopen.
- Ik wil weggaan.
- Ik wil niet opgeven.
- Ik wil leren zwemmen.
- Ik wil water.
- Ik wil niet scheiden.
- Ik wil kopen.
- Ik wil het opeten.
- Wil je iets drinken?
- Doe wat je wil.
- Wil je rijk zijn?
- Ik wil ze levend.
- Ik wil je zoenen.
- Ik wil Duits studeren.