Betekenis van:
winnen
winnen
Werkwoord
- vorderen vergeleken bij iets of iemand
"Als ik de twee kinderen vergelijk dan wint zij van hem in ontwikkeling"
Hyperoniemen
winnen
Werkwoord
- ergens uithalen
"erts/aardolie winnen"
"zaad winnen uit plantjes"
Synoniemen
Hyperoniemen
winnen
Werkwoord
- overwinnaar worden in een spel, wedstrijd e.d.
"een wedstrijd/spel winnen"
"winnen van iets/iemand"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
winnen
Werkwoord
- als beste partij uit een wedstrijd komen
"Hij won het schoolkampioenschap hardlopen."
winnen
Werkwoord
- iets verkrijgen voor een goede prestatie bij een wedstrijd
"Hij won de bronzen medaille bij de Olympische Spelen."
winnen
Werkwoord
- een grondstof uit de natuur halen
"Dat bedrijf gaat proberen goud te winnen in de Andes."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Welk team zal winnen?
- Welk team zal waarschijnlijk winnen?
- Welk team zal de wedstrijd winnen?
- Niet winnen is belangrijk, maar deelnemen.
- Hij voorspelde dat ze zou winnen.
- Ik kon de eerste prijs winnen.
- Een geschikte man vinden is moeilijker dan de lotto winnen.
- Hij sprong niet hoog genoeg om een prijs te winnen.
- Heb je gezegd dat ik nooit zou kunnen winnen?
- Het lijkt dat hij de eerste prijs zal winnen.
- Je hebt weinig te winnen en veel te verliezen.
- Ze pochte met het winnen van de eerste prijs.
- Er bestaat een goede kans dat hij zal winnen.
- Tom maakt een goede kans de verkiezing te winnen.
- Om het volk te winnen