Betekenis van:
wippen
wippen
Werkwoord
- op en neer bewegen
"De kinderen werden ongeduldig onder het lange betoog en begonnen te wippen en te wriemelen."
wippen
Werkwoord
- zich met sprongetjes verplaatsen
"van tak naar tak wippen"
"ergens [binnen/langs] wippen"
Hyperoniemen
wip (de ~ | meervoud wippen)
Zelfstandig naamwoord
- paringsdaad; geslachtsgemeenschap; omgang met iemand; het paren; geslachtsgemeenschap; seks; coïtus; geslachtsgemeenschap; paring
"een wip maken"
Synoniemen
- geslachtsgemeenschap
- coïtus
- gemeenschap
- geslachtsdaad
- liefdesdaad
- lijfsgemeenschap
- minnespel
- neukpartij
- nummertje
- wippertje
- bijslaap
- cohabitatie
- copulatie
Hyperoniemen
Hyponiemen
wip (de ~ | meervoud wippen)
Zelfstandig naamwoord
- op- en neer wippend speeltoestel; op- en neer wippend speeltoestel
"op de wip zitten"
Synoniemen
Hyperoniemen
wip (de ~ | meervoud wippen)
Zelfstandig naamwoord
- sprongetje
"in een wip"
Synoniemen
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Wippen voor speelplaatsen