Betekenis van:
wiskunde
wiskunde (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- studie v.d. eigenschappen van getallen
"zuivere/toegepaste/hogere/moderne wiskunde"
"wis- en natuurkunde"
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Ik vind wiskunde leuk.
- Wiskunde is mijn lievelingsvak.
- Hij is goed in wiskunde.
- John is goed in wiskunde.
- John is goed in wiskunde.
- Ik was altijd al goed in wiskunde.
- Hij is beter dan ik in wiskunde.
- Ik heb een natuurlijke aanleg voor wiskunde.
- In theorie ben ik net met wiskunde bezig.
- Ze hebben wiskunde gebruikt om de vorm van het universum vlak voor en na de oerknal te berekenen.
- In de wiskunde
- Natuurwetenschappen, wiskunde en informatica
- wiskunde en statistiek;
- Op de biologische wetenschappen toegepaste wiskunde
- Fysische wetenschappen, wiskunde en informatica (geen onderscheid mogelijk)