Betekenis van:
woonplaats

woonplaats (de ~ | meervoud woonplaatsen)
Zelfstandig naamwoord
  • plaats waar je woont; woonplaats volgens het bevolkingsregister
"in [zijn/haar/hun] (eigen) woonplaats"
"zonder (vaste) woon- of verblijfplaats"

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Woonplaats
  2. Woonplaats
  3. (Woonplaats).
  4. (woonplaats).
  5. (woonplaats vanaf oktober 2002).
  6. Orgaan van de woonplaats
  7. organen van de woonplaats:
  8. moederschapsverzekering van uw woonplaats.
  9. Woonplaats: Milaan, Italië
  10. zekerheid) van de woonplaats.
  11. , b) Milaan, Italië (woonplaats).
  12. Orgaan in de woonplaats
  13. Orgaan van de woonplaats (2)
  14. 13 Woonplaats van de onderhoudsgerechtigde
  15. 08 Woonplaats van de consument