Betekenis van:
wraak
wraak (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- vergelding van ondervonden leed
"sportieve wraak"
"zoete wraak"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
wraak
Zelfstandig naamwoord
- het vergelden van doorgemaakt lijden
wraak
Zelfstandig naamwoord
- voornemen om het doorgemaakte lijden te vergelden aan de veroorzaker
wraak
Zelfstandig naamwoord
- straf.
wraak
Zelfstandig naamwoord
- uit koers raken
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Tom verlangde naar wraak.
- De terroristen zwoeren wraak op dat land.
- Hij kon de grap van de arrogante meisjes niet waarderen, dus nam hij wraak.
- Het gevaar bestaat dat deze klanten om die reden wraak willen nemen, mogelijk door beëindiging van de handelsrelatie.