Betekenis van:
zacht
zacht
Bijvoeglijk naamwoord
- niet hard
"een zacht gekookt ei"
"een zachte matras"
zacht
Bijvoeglijk naamwoord
- (van lichtindrukken) het oog aangenaam aandoend, niet hard of schel
"zachte pasteltinten"
"een zacht schijnsel van de lamp"
zacht
Bijvoeglijk naamwoord
- gemakkelijk samen te drukken en/of te buigen
"Die hoed was gemaakt van zacht materiaal."
zacht
Bijvoeglijk naamwoord
- het gemoed niet sterk aangrijpend
"Hij stierf een zachte dood."
zacht
Bijvoeglijk naamwoord
- zachtaardig.
"Hij werkte in de zachte sector."
zacht
Bijvoeglijk naamwoord
- aangenaam voor de zinnen
"Al met al was het weer een zachte winter."
zacht
Bijvoeglijk naamwoord
- weinig geluidsvolume bevattend
"Dat is wel een erg zacht geluid."
zacht
Bijvoeglijk naamwoord
- geleidelijk.
"Er vond een zachte verandering plaats."
zacht
Bijvoeglijk naamwoord
- in geordende, kalme opeenvolging; geleidelijk
"een zachte overgang"
Synoniemen
zacht
Bijvoeglijk naamwoord
- vriendelijk; zachtaardig; (mbt. aard) vriendelijk
"een zacht meisje"
"dat was op zijn zachtst gezegd niet erg vriendelijk van jou"
Synoniemen
Voorbeeldzinnen
- Slaap zacht, Sean.
- Ik slaap graag in een zacht bed.
- In de verte hoor ik het geluid van zacht ruizende wegen.
- zacht
- Zacht
- Zacht staal
- Zacht gebakken brood:
- Overgangsbetaling voor zacht fruit
- Betaling voor zacht fruit
- Afzonderlijke betaling voor zacht fruit
- Maakt de huid zacht en glad.
- De overgangsbetaling voor zacht fruit bedraagt 230 EUR per hectare.
- vast genoeg; niet te zacht, verschrompeld of vol water;
- vast genoeg; niet te zacht, verschrompeld of vol water,
- De afzonderlijke betaling voor zacht fruit wordt toegekend binnen de grenzen van de in bijlage XII voor de betaling voor zacht fruit genoemde bedragen.