Betekenis van:
zak
zak (de ~ | meervoud zakken)
Zelfstandig naamwoord
- flexibel omhulsel van textiel, papier, leer of plastic om iets in op te bergen of te vervoeren
"in het zakje blazen"
"een plastic/papieren/leren zak"
Hyperoniemen
Hyponiemen
zak (de ~ | meervoud zakken)
Zelfstandig naamwoord
- opbergruimte in een kledingstuk
"zakken rollen"
"diep in zijn/de zak (moeten) tasten"
Hyperoniemen
Hyponiemen
zak
Zelfstandig naamwoord
- slappe, vormeloze tas
"Stop die oude rommel maar in een zak."
zak
Zelfstandig naamwoord
- een plek in kleding waarin kleine spullen kunnen worden meegedragen
"Waarom hou je dat potlood de hele tijd in je hand, waarom stop je hem niet in je 'zak?"
zak (de ~ | meervoud zakken)
Zelfstandig naamwoord
- scrotum; balzak; huidplooi waarin de teelballen zitten
"het kan hem geen zak schelen"
Synoniemen
Hyperoniemen
zak (de ~ | meervoud zakken)
Zelfstandig naamwoord
- gat in een biljarttafel
"een bal in de zak stoten"
Synoniemen
Hyperoniemen
zak (de ~ | meervoud zakken)
Zelfstandig naamwoord
- tasje/zakje voor geld; bewaarplaats voor geld; portemonnee; buidel voor geld
"een (flinke) duit in het zakje doen"
"iets uit eigen zak betalen"
Synoniemen
Hyperoniemen
zak (de ~ | meervoud zakken)
Zelfstandig naamwoord
- vervelend persoon
"ouwe zak!"
Synoniemen
- naarling
- beroerling
- ellendeling
- etterbak
- etterbuil
- fielt
- fluim
- gemenerik
- hond
- hondenlul
- kelerelijder
- kelerelijer
- klerelijer
- kloot
- kloothommel
- klootspiraal
- klootzak
- kwal
- lamgat
- lammeling
- lamstraal
- lamzak
- lazersteen
- lazerstraal
- loeder
- lul
- lulhannes
- lulletje
- miesgasser
- mispunt
- onverlaat
- paardelul
- paardenlul
- patjakker
- pleurislijder
- ploert
- plurk
- pokkenlijer
- pokkenvent
- pooier
- rasploert
- rotzak
- schoelje
- schoft
- serpent
- smeerlap
- stinker
- teringlijder
- tyfuslijer
- vuilak
- zakkenwasser
- zwijn
- hondelul
- etter
- lelijkerd
- smiecht
- pokkenlijder
- sekreet
- stinkerd
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Wil je een plastieken zak of een papieren zak?
- Ik heb één zak gekocht.
- John haalde een sleutel uit zijn zak.
- Wat heb je in je zak?
- Wat hebt ge nog meer op zak?
- Iemand heeft mijn zak weg genomen.
- Ik heb gisteren een kat in de zak gekocht.
- Dima stak zijn hand in zijn zak en haalde er een gigantische aktetas uit.
- "Hoe heeft u een aktetas in uw zak gekregen?!" vroeg de vrouw stomverbaasd.
- Zak (sack)
- Carter Zak
- Zak, buigzaam
- ZAK S.A. (Polen),
- Zak, buigzaam FX
- Zak, van kunststof