Betekenis van:
zaligheid
zaligheid (de ~ | meervoud zaligheden)
Zelfstandig naamwoord
- toestand van deel te hebben aan het eeuwig heil
"de zaligheid verwerven"
"de eeuwige zaligheid"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
zaligheid (de ~ | meervoud zaligheden)
Zelfstandig naamwoord
- hoogste staat van heerlijkheid; opperste zaligheid; gelukzaligheid
"wat een zaligheid om aan het strand te liggen"
Synoniemen
Hyperoniemen
zaligheid
Zelfstandig naamwoord
- een toestand waarin men gerechtvaardigd is tegenover God
"De zaligheid van paus Johannes Paulus II is onlangs door de huidige paus afgekondigd."
zaligheid
Zelfstandig naamwoord
- ''overdrachtelijk'' iets geweldig fijns
"Wat een zaligheid dat je eindelijk voor dat examen geslaagd bent!"
Voorbeeldzinnen
- Buiten de kerk geen heil (redding of zaligheid)