Betekenis van:
zedelijk

zedelijk
Bijvoeglijk naamwoord
  • fatsoenlijk; moreel; ethisch
"een zedelijk leven leiden"
"zich zedelijk tot iets verplicht voelen"

Synoniemen

zedelijk
Bijvoeglijk naamwoord
  • zoals het volgens normen en waarden behoort
"Zijn gedrag is altijd heel zedelijk geweest."

Voorbeeldzinnen

  1. Het allerbeste wordt het allerslechtste als het in zijn tegendeel omslaat", bijvoorbeeld op zedelijk of religieus gebied, te vergelijken met de Engelse uitdrukking "The sweetest wine makes the sharpest vinegar
  2. die in zedelijk opzicht de waarborgen biedt, welke voor de uitoefening van zijn functie vereist zijn;
  3. in zedelijk opzicht de waarborgen biedt die voor de uitoefening van zijn functie vereist zijn;
  4. Een bevoegde autoriteit in de ontvangende lidstaat die de toegang tot een gereglementeerd beroep afhankelijk maakt van de indiening van bewijzen dat de betrokkene van goed zedelijk gedrag is of nooit failliet is gegaan, of die de uitoefening van zo'n beroep in geval van ernstige beroepsfouten of strafrechtelijke inbreuken tijdelijk of permanent verbiedt, aanvaardt voor onderdanen van de lidstaten die het beroep op haar grondgebied willen uitoefenen als genoegzaam bewijs documenten afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van oorsprong of herkomst van de betrokkene, waaruit blijkt dat aan die voorwaarden is voldaan.