Betekenis van:
zegel

zegel (het ~ | meervoud zegels)
Zelfstandig naamwoord
  • belasting geheven door plakzegels
"vrij van zegel"

Hyperoniemen

zegel (het ~ | meervoud zegels)
Zelfstandig naamwoord
  • afdruk in lak of was; afdruk v.h. zegel
"het zegel (van een brief) verbreken"
"zijn zegel ergens op drukken"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

zegel (het ~ | meervoud zegels)
Zelfstandig naamwoord
  • gestempelde strook papier
"de zegels lichten"
"de zegels leggen"

Synoniemen

Hyperoniemen

zegel (het ~ | meervoud zegels)
Zelfstandig naamwoord
  • stempel om een zegelafdruk te maken
"een groot/klein zegel van de staat/stad"
"een bronzen zegel uit de tijd van keizer Justinianus"

Hyperoniemen

zegel
Zelfstandig naamwoord
  • een middel om een voorwerp zodanig af te sluiten dat er later nagegaan kan worden of het geopend is
"Een zegel kan van papier, lak of zelfs van klei vervaardigd zijn."
zegel
Zelfstandig naamwoord
  • een stukje papier meestal voorzien van een plaklaag dat dient om aan te geven dat betaling heeft plaatsgevonden
"Deze zegeltjes zijn niet meer geldig."
zegel (de ~ | meervoud zegels)
Zelfstandig naamwoord
  • zegel op een poststuk als betaalbewijs; zelfklevend papier als betalingsbewijs
"een zegel van 1 dollar"
"zegels verzamelen"

Synoniemen

Hyperoniemen

zegel (het ~ | meervoud zegels)
Zelfstandig naamwoord
  • deksel op een bijencel

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. ZEGEL
  2. (Officieel zegel)
  3. Zegel (stempel)
  4. (Officieel zegel)
  5. Handtekening en officieel zegel
  6. Is het zegel onbeschadigd?
  7. Nummer nieuw zegel:
  8. (Officieel zegel) (Staat)
  9. Nr. zegel en nr. container
  10. VOORZIEN van mijn officiële zegel,
  11. Nr. zegel en nr. container
  12. Nr. zegel en nr. container
  13. … Handtekening en stempel (of gedrukt zegel)
  14. (zegel van de met uitreiking belaste instantie)
  15. Nr. zegel en nr. containerI.24.