Betekenis van:
zelfverzekerd
zelfverzekerd
Bijvoeglijk naamwoord
- zeker van zichzelf, vol zelfvertrouwen
"zelfverzekerde taal spreken"
"met een zelfverzekerde blik/houding"
Synoniemen
Hyperoniemen
zelfverzekerd
Bijvoeglijk naamwoord
- vol zelfvertrouwen
"Hij nam zelfverzekerd het woord."
Voorbeeldzinnen
- Hiertoe behoren het aanpassend en zelfverzekerd (veilig) rijden. Daarbij moet echter rekening worden gehouden met de weg- en weersomstandigheden, medeweggebruikers, de veiligheid van de overige weggebruikers (met name de kwetsbaardere) en anticipatievermogen.