Betekenis van:
zetel
zetel (de ~ | meervoud zetels)
Zelfstandig naamwoord
- plaats om te zitten
"zich uit zijn zetel verheffen"
Hyperoniemen
Hyponiemen
zetel
Zelfstandig naamwoord
- zitplaats, meestal in een verheven zin van dat woord
"De koning verhief zich van zijn zetel en sprak het gezelschap toe."
zetel
Zelfstandig naamwoord
- lidmaatschap van een raad of vergadering, meestal met een beperkt aantal leden
"Deze partij zal wel een paar zeteltjes in moeten leveren bij de verkiezingen."
zetel
Zelfstandig naamwoord
- plaats waar een organisatie gevestigd is
"De zetel van het Europese Hof is in Luxemburg."
zetel (de ~ | meervoud zetels)
Zelfstandig naamwoord
- ruime, makkelijke stoel; makkelijke leunstoel; gemakkelijke stoel
"een zetel met hoofdsteun"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Vanaf de zetel
- Hier, een gemakkelijke zetel waarin ge kunt zitten.
- Geef mij maar een zetel bij het venster, a.u.b.
- De administratie besliste de zetel van de firma te verplaatsen naar Hawaï.
- Juridische status en zetel
- Naam, zetel, leden
- Zetel en naam
- Statutaire zetel (indien beschikbaar): …
- OPRICHTING, RECHTSPERSOONLIJKHEID EN ZETEL
- Adres of maatschappelijke zetel.
- Statutaire zetel (indien beschikbaar) (1):
- Statutaire zetel in de tenuitvoerleggingsstaat:
- Statutaire zetel in de tenuitvoerleggingsstaat:
- Het agentschap heeft zijn zetel in Brussel.
- waar zijn statutaire zetel is gevestigd;