Betekenis van:
zijn

zijn
Werkwoord
  • bestaan; bestaan
"er was eens"
"hij is niet meer"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

zijn
Werkwoord
  • koppelwerkwoord; uitmaken; zijn
"groot/klein/dik/dun/... zijn"
"hij is directeur/voorzitter/stratenmaker/..."

Synoniemen

zijn
Werkwoord
  • bestaan
"Er is leven na de dood."
zijn
Werkwoord
  • zich bevinden
"We waren in Portugal."
zijn
Werkwoord
  • gelijk zijn aan
"Johan is onze voorzitter."
zijn
Werkwoord
  • tot de groep behoren van
"De leeuw is een dier."
zijn
Werkwoord
  • de eigenschap hebben
"Hij is nieuwsgierig."
zijn
Werkwoord
  • ''~ te'' drukt een verplichting uit
"Dat is te verwaarlozen."
zijn
Werkwoord
  • ''~ te'' drukt een mogelijkheid uit
"Er waren stemmen te horen van achter het muurtje."
zijn
Werkwoord
  • zich ophouden met, tijd en inspanning besteden aan
"aan het [lezen, schrijven, kijken ,...] zijn"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

zijn
Bezittelijk voornaamwoord
  • van hem
"Dat is zijn jas"
zijn (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • schepsel
"mijn gehele zijn komt daartegen in opstand"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Zijn schoenen zijn bruin.
  2. Zijn voorspellingen zijn uitgekomen.
  3. Programmeertalen zijn zijn hobby.
  4. Zijn ogen zijn groter dan zijn maag.
  5. Zijn kinderen zijn groot geworden.
  6. Zijn beide ouders zijn dood.
  7. Zijn beelden zijn erg beroemd.
  8. Zijn beide grootvaders zijn dood.
  9. Zowel zijn vader als moeder zijn gestorven.
  10. Zijn jullie voor of tegen zijn idee?
  11. Zijn toestand had erger kunnen zijn.
  12. Wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht.
  13. Zijn vader schijnt advokaat te zijn.
  14. Zijn ideeën zijn moeilijk te begrijpen.
  15. Tien jaar zijn verstreken sinds zijn dood.