Betekenis van:
zintuig

zintuig (het ~ | meervoud zintuigen)
Zelfstandig naamwoord
  • orgaan voor waarneming; zintuig
"een zintuig voor iets hebben"
"de zintuigen prikkelen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

zintuig
Zelfstandig naamwoord
  • een orgaan dat prikkels uit de buitenwereld in elektrische signalen voor de hersenen omzet
"De neus is het zintuig waarmee men ruikt."