Betekenis van:
zitplaats
zitplaats (de ~ | meervoud zitplaatsen)
Zelfstandig naamwoord
- plaats om te zitten
"een bus met veertig zitplaatsen"
Hyperoniemen
Hyponiemen
zitplaats
Zelfstandig naamwoord
- een plaats waar men kan zitten
"Dit theater telt driehonderd zitplaatsen."
Voorbeeldzinnen
- Zitplaats: …
- Middelste zitplaats
- Hartlijn van de zitplaats
- Informatie over de zitplaats
- Bestuurders-zitplaats (aanvullende vereisten)
- uitgerust met een zitplaats
- Hartlijn van de buitenste zitplaats ( *)
- Aantal zitplaatsen (inclusief zitplaats van de bestuurder):
- men plaatst het toestel op de zitplaats;
- (L = linkerzitplaats, M = middelste zitplaats, R = rechterzitplaats)
- Zitplaats zit los of vertoont structurele gebreken.
- Aangegeven zitplaats: achteraan, aan de buitenkant
- BEPALING VAN HET REFERENTIEPUNT VAN DE ZITPLAATS
- Andere gazonmaaimachines, eigen beweegkracht, met zitplaats, vonkontsteking
- G = 250 mm bij een afzonderlijke zitplaats