Betekenis van:
zitting
zitting
Zelfstandig naamwoord
- het gevoerde deel van een stoel waarop men zit
"Deze zitting moet opnieuw gestoffeerd worden."
zitting (de ~ | meervoud zittingen)
Zelfstandig naamwoord
- deel v.e. stoel waar je op zit
"een rieten/fluwelen zitting"
Hyperoniemen
Hyponiemen
zitting
Zelfstandig naamwoord
- de tijd dat een raad of ander lichaam werkzaam bijeen is
"De koningin opende de zitting van het parlement."
zitting (de ~ | meervoud zittingen)
Zelfstandig naamwoord
- bijeenkomst/zitting; vergadering, zitting hebben in
"de zitting openen"
"de zitting verdagen/schorsen/opheffen"
Synoniemen
Hyperoniemen
zitting
Zelfstandig naamwoord
- ''~ nemen in'' ergens toe toetreden
Voorbeeldzinnen
- zitting R
- Opening van de zitting
- Agenda van de zitting
- Sluiting van de zitting
- Opening van de zitting
- Sluiting van de zitting
- Agenda van de zitting
- d zitting in Luxemburg [3].
- Artikel 27 — Sluiting van de zitting
- Artikel 16 — Opening van de zitting
- Artikel 27 — Sluiting van de zitting
- Artikel 15 — Agenda van de zitting
- Artikel 16 — Opening van de zitting
- Een zitting bestaat uit een of meer vergaderdagen.
- hetzij ter plenaire vergadering, wanneer het Europees Parlement zitting houdt,