Betekenis van:
zoen

zoen (de ~ | meervoud zoenen)
Zelfstandig naamwoord
  • zoen; klapzoen; zoen; aanraking met de lippen
"een zoen op beide wangen"
"een dikke zoen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

zoen (de ~ | meervoud zoenen)
Zelfstandig naamwoord
  • hernieuwde vrede; het verbroederen, verzoenen; vrede
"tot zoen van haar misdaad"
"de zoen van Delft"

Synoniemen

Hyperoniemen

zoen
Zelfstandig naamwoord
  • het met de lippen aanraken van een persoon of een voorwerp

Werkwoord