Betekenis van:
zoenen
zoenen
Werkwoord
- kussen; zoenen; zoenen
"(driemaal) op [de wang] zoenen"
"je geliefde zoenen"
Synoniemen
Hyperoniemen
zoenen
Werkwoord
- met de mond liefkozen
zoen (de ~ | meervoud zoenen)
Zelfstandig naamwoord
- hernieuwde vrede; het verbroederen, verzoenen; vrede
"tot zoen van haar misdaad"
"de zoen van Delft"
Synoniemen
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Laat ons zoenen.
- Ik wil je zoenen.