Betekenis van:
zoetstof

zoetstof
Zelfstandig naamwoord
  • een stof die een zoete smaak veroorzaakt
"Het verlangen om slank te blijven heeft zoetstoffen erg populair gemaakt."

Voorbeeldzinnen

  1. Suiker verving honing als zoetstof.
  2. „met zoetstof(fen)”
  3. Niet als zoetstof”;
  4. „met suiker(s) en zoetstof(fen)”
  5. Daarnaast moet Richtlijn 94/35/EG worden gewijzigd aangezien erytritol, net als de andere momenteel toegelaten polyolen, ook als zoetstof kan worden gebruikt.
  6. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft de informatie over de veiligheid van neotaam als zoetstof en smaakversterker beoordeeld en hierover op 27 september 2007 advies uitgebracht [4].
  7. Natriumcyclamaat is een basisproduct dat gebruikt wordt als voedseladditief en dat in de EU en in vele andere landen is toegestaan als zoetstof in caloriearme dieetvoeding en dranken.
  8. Het wordt op grote schaal gebruikt door de levensmiddelenindustrie als voedseladditief en door producenten van caloriearme zoetstof en dieetzoetstof voor huishoudelijk gebruik.
  9. Onverminderd lid 1 is de aanwezigheid van een als zoetstof gebruikt levensmiddel toegestaan in samengestelde levensmiddelen zonder toegevoegde suikers, samengestelde levensmiddelen met verminderde verbrandingswaarde, samengestelde dieetvoeding bestemd voor een caloriearm dieet, in niet-cariogene samengestelde levensmiddelen en samengestelde levensmiddelen met een verlengde houdbaarheid, mits de zoetstof in een van de ingrediënten van deze samengestelde levensmiddelen is toegestaan.