Betekenis van:
zonnig
zonnig
Bijvoeglijk naamwoord
- met veel zon
"een zonnige dag"
"een zonnig karakter/humeur"
Hyperoniemen
zonnig
Bijvoeglijk naamwoord
- zonovergoten, met zonneschijn
Voorbeeldzinnen
- Het was zonnig en warm.
- Het is altijd zonnig in Italië.
- Ik hoop ook op zonnig weer in het weekend.