Betekenis van:
zoom

zoom
Zelfstandig naamwoord
  • tegen uitrafeling beschermende omslag van het uiteinde van een kledingstuk
"Ik moet er nog even een zoom in zetten."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Nuplex Resins bv, Bergen op Zoom, Nederland
  2. Sabic Innovative Plastics BV, Bergen op Zoom, Nederland;
  3. een digitaal fototoestel van 1,92 megapixels met een optische zoom;
  4. een digitaal fototoestel van 2 megapixels met een digitale zoom;