Betekenis van:
zorg
zorg (de ~ | meervoud zorgen)
Zelfstandig naamwoord
- ongerustheid, bezorgdheid
"de zorg staat op haar gezicht te lezen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
zorg (de ~ | meervoud zorgen)
Zelfstandig naamwoord
- zorgzaam iemand
"De zorg komt morgen langs."
Hyperoniemen
zorg (de ~ | meervoud zorgen)
Zelfstandig naamwoord
- de moeite en de pogingen die men doet om iets in stand of in goede conditie te houden, of zo goed mogelijk te doen zijn of te maken
"iemand danken voor zijn goede zorgen"
"iets aan iemands zorgen toevertrouwen"
Hyperoniemen
Hyponiemen
zorg (de ~ | meervoud zorgen)
Zelfstandig naamwoord
- verpleging
"eerste zorg"
"in de zorg (werken)"
Hyperoniemen
zorg
Zelfstandig naamwoord
- behoedzame overweging
"Geldgebrek is een hele zorg."
zorg
Zelfstandig naamwoord
- verpleging, voorzien in een behoefte
"Hij nam de zorg op zich voor zijn zieke vader."
zorg (de ~ | meervoud zorgen)
Zelfstandig naamwoord
- het zich zorgen maken over iets; bezorgdheid; ongerustheid
"zich zorgen maken over iets"
"zich zorgen maken over iets"
Synoniemen
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Zorg goed voor jezelf.
- Ik bewaar oude boeken met zorg.
- Zijn gedrag is mijn belangrijkste zorg.
- Zorg ervoor dat ik het niet nog eens moet doen.
- Laat het verleden achter je en zorg je maar voor het heden.
- Draag zorg, opdat het je goed zou gaan
- Triviale zaken zijn niet de zorg van de autoriteit (koning, wet)
- Ontvanger van de zorg
- assistent zorg („zdravotnický asistent”),
- Beschikbare zorg te duur
- Geen zorg beschikbaar
- Beschikbare zorg van onvoldoende kwaliteit
- Locaties moeten derhalve met zorg worden afgebakend.
- aldaar geneeskundige zorg te ontvangen van (6)
- voortdurend zorg en hulp van anderen nodig